Burgerlijke Stand Beerta, overlijden 1917. Overlijdensakte nr. 36. Bron: RHC GA (Groninger Archieven

 

 

Afb. links: Burgerlijke Stand Beerta, overlijden 1917. Overlijdensakte nr. 36. Bron: RHC GA (Groninger Archieven

 

In het Nieuw Beerta ligt een bijna vergeten slachtoffer van de Eerste Wereldoorlog.

 

Vergeten omdat geen gedenkteken zijn graf meer siert, vergeten omdat niemand weet wie hij is. Daarnaast zijn er twijfels over de nationaliteit. Zelfs over de omstandigheden waaronder hij om het leven is gekomen, zijn onduidelijkheid. Op de overlijdensakte staat daarover alleen vermeldt dat 'een onbekend manspersoon' is overleden te Nieuwe Statenzijl, in het uiterste puntje van Groningen, daar waar de Westerwoldse Aa uitmondt in de Dollard. Hier ligt een sluizencomplex dat zijn oorsprong heeft in de zeventiger jaren van de 19de eeuw. Het ligt op een steenworp afstand van de Duitse grens die loopt langs de benedenloop van de Westerwoldse Aa richting Bad Nieuweschans.


Nieuwsblad van Friesland Hepkema`s courant 10 juli 1917, ...aangeschoten Servisch krijgsgevangene...

Nieuwsblad van Friesland Hepkema`s courant 10 juli 1917, ...aangeschoten Servisch krijgsgevangene...

 

Het overlijden van het onbekende slachtoffer wordt op 10 juli 1917 aangegeven door rijksveldwachter Jan de Jonge en arts, Barteld Oosterhuis, beide afkomstig uit Beerta. De overlijdensakte meldt verder nog ‘vermoedelijk van Servische nationaliteit, oud naar gissing ongeveer dertig jaren. Meerdere gegevens zijn omtrent dezen persoon niet bekend.’ Waarop zijn nationaliteit is gebaseerd, is vooralsnog onduidelijk. Mogelijk heeft hij een Servisch uniform aangehad, maar waarschijnlijker is dat hij zwarte burgerkleding heeft gedragen met merktekens en het woord Kriegsgefangener op zijn rug. In die periode komen er in de omgeving vaker krijgsgevangenen de grens over, meestal Russen, soms ook een enkele Serviër. Ook dat kan in de beoordeling mee hebben gespeeld.

 

De doodsoorzaak

Er verschijnen in ieder geval twee verschillende nieuwsberichten naar aanleiding van zijn overlijden. In het Nieuwsblad van Friesland: Hepkema’s Courant van 10 juli 1917 staat “Een door de grenswacht aangeschoten Servisch krijgsgevangene is gisteren te Statenzijl (Gr.) aangekomen. Hij viel op Nederlandsch gebied dood neer.“ (Oude) Statenzijl ligt bijna drie kilometer onder Nieuwe Statenzijl. Het is niet duidelijk of dat op de linker- of de rechteroever van de Westerwoldse Aa is gebeurd. Maar mogelijk kan hij dan via de toenmalige keersluis bij

 

Nieuwe Veendammer courant 12 juli 1917 ...het lijk van een Servisch vluchteling uit het water gehaald.

Nieuwe Veendammer courant 12 juli 1917 ...het lijk van een Servisch vluchteling uit het water gehaald.

 

Nieuwe Statenzijl het water zijn overgestoken. Aanvankelijk is er ter hoogte van de keersluis aan de overzijde van de rivier overigens nog een klein stukje Nederlandse grondgebied geweest, ‘Generaliteitsland’ genaamd. Bij het Algemeen Grensverdrag van 1960 heeft daar een grenscorrectie plaatsgevonden waarbij dat specifieke stuk grond Duits bezit is geworden. Tegenwoordig loopt de grens over 4,2 kilometer op de oostelijke oever zodat de Nederlanders de rivierbedding recht hebben kunnen trekken. Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog vormt de rivier de grens met uitzondering van het Generaliteitsland.

 

Een tweede krantenbericht van 12 juli 1917 in de Nieuwe Veendammer Courant meldt een andere doodsoorzaak: “Te Nieuwstatenzijl is Maandag het lijk van een Servisch vluchteling uit het water gehaald. Zijn horloge liep nog. Hij was uit het krijgsgevangenenkamp te Soltau weggeloopen.


Niet alleen de doodsoorzaak is verschillend, ook de locatie is niet helemaal hetzelfde. In het eerste geval zou de vluchteling nog aan de overzijde van de Westerwoldse Aa gevonden kunnen zijn, maar in ieder geval op de oever, in het tweede geval is het duidelijk dat het slachtoffer in het water heeft gelegen. Aangezien in beide berichten geen melding wordt gemaakt van enige sluis, nemen we aan dat de vluchteling ergens tussen beide sluizen is gevonden. Een exacte locatie is echter niet te duiden. Overigens ligt in die tijd het krijgsgevangenkamp te Soltau op ruim 200 kilometer van Statenzijl. Soltau is naast Hamelen het enige kamp met meer dan 1000 Serviërs geweest dat nog een beetje in de buurt heeft gelegen van Nederland. De vraag is echter of de gevangene direct uit Soltau afkomstig is geweest. Aanleiding voor deze twijfel is namelijk een bericht van enkele maanden eerder uit De Maasbode van 14 april 1917:

 

'OVER DE GRENS. Te Nieuwe-Schans zijn drie Servische krijgsgevangenen, die aan de grens werkten, aangekomen. Ze waren voor ruim één jaar gevangen genomen'. Nieuweschans (het huidige Bad Nieuweschans) ligt op slechts anderhalve kilometer van Statenzijl, aan de overzijde van de Westerwoldse Aa. Het wordt daarmee iets aannemelijker dat de overleden man mogelijk een Serviër is geweest en daarnaast mogelijk vanuit het krijgsgevangenenkamp in Soltau tewerkgesteld is geweest bij de Duitse grens bij Nieuweschans.

 

Nieuwsblad van het Noorden 22 augustus 1918. ...toen deze krijgsgevangen Servier uit Duitschland vlood...

Nieuwsblad van het Noorden 22 augustus 1918. ...toen deze krijgsgevangen Servier uit Duitschland vlood.

 

Een Gedenkteken

Het blijven echter aannames en het verhaal is daarmee niet helemaal klaar. Verschillende kranten melden in augustus 1918 dat de burgemeester van Beerta een gedenkteken op het graf heeft laten plaatsen. Het gaat daarbij om een paal met de dichterlijke tekst 'Toen deze krijgsgevangen Servier uit Duitschland vlood, / Vond hij aan d’oever van het land der vrijheid zijnen dood'.

 

Grafdichten zijn gemeengoed op Groningse begraafplaatsen en het korte gedicht past in die traditie. Of het slachtoffer daadwerkelijk verdronken is of dat d’oever overdrachtelijk is bedoeld door de dichter is gissen. En of met de paal een houten paal of een smalle stèle wordt bedoeld, is eveneens onbekend. Evenals de reden waarom pas een jaar later een gedenkteken op het graf is gekomen. Bijzonder is dat het slachtoffer ineens een naam krijgt. In het Nieuwsblad van het Noorden van 22 augustus 1918 is het ‘de Servische soldaat Muskoukov’, terwijl hij in De Maasbode van 23 augustus ‘de Servische krijgsgevangene Mees Koukov’ wordt genoemd. De vraag rijst waarom pas een jaar later zijn naam opduikt. Komt de naam uit de pen van een fantasierijke journalist of heeft de naam een

oorsprong?

 

NH Begraafplaats Nieuw Beerta. Op de voorgrond, op de hoek van het grafveld en ter hoogte van de steen, zou het graf van de Serviër moeten liggen.

NH Begraafplaats Nieuw Beerta. Op de voorgrond, op de hoek van het grafveld en ter hoogte van de steen, zou het graf van de Serviër moeten liggen. Bron: Stichting Dodenakkers.

 

Als de naam echt is, dan lijkt het twijfelachtig of het daadwerkelijk om een Servische krijgsgevangene gaat, aangezien achternamen in Servië zelden de uitgang -ov hebben.

In een deel van deze zaken zou de overlijdensverklaring die door de arts opgesteld zou moeten zijn mogelijk meer informatie kunnen geven. In ieder geval over de doodsoorzaak. En mogelijk bevat die verklaring tevens aanwijzingen over de kleding van het slachtoffer en daarmee de nationaliteit.

 

Het grafmonument staat anno 2017 niet meer op het graf. Niet bekend is wanneer het is verwijderd. Maar als het wordt verwaarloosd, dan zal het grafmonument door de gemeente zijn verwijderd volgens het gebruik. Het graf zelf ligt er onherkenbaar bij, in een uithoek van de Algemene begraafplaats van Nieuw Beerta, half onder het pad. Nergens is aan te zien dat hier iemand begraven ligt, laat staan een slachtoffer van de Grote Oorlog (WOI).

 

Achtergrond: vluchtelingen en krijgsgevangenen

Hoewel Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog neutraal is gebleven en niet actief mee heeft gedaan aan de strijd, laat het verhaal over het onbekende slachtoffer zien dat de oorlog niet aan ons land voorbij is gegaan. De oorlog heeft een enorme impact op humanitair vlak. De Duitse inval van België zorgt vanaf augustus 1914 voor een instroom van ongeveer een miljoen Belgische burgers die hun land ontvluchten voor het oorlogsgeweld. Een deel van hen keert al snel weer naar huis, maar een deel blijft. Ook zo’n 35.000 Belgische soldaten slagen op de vlucht na de Duitse inval. Volgens internationale afspraken worden de soldaten opgevangen in kampen en mogen ze niet meer aan de strijd deelnemen. Tijdens de oorlog worden zij en soldaten van andere nationaliteiten geïnterneerd. Later in de oorlog zullen vaker grote groepen burgers de Nederlandse grens oversteken, tot in oktober 1918 aan toe, als de strijd in Noord-Frankrijk en Vlaanderen voor een golf van vluchtelingen zorgt. En al tijdens de oorlog is Nederland het toneel van uitwisseling van duizenden geallieerde en Duitse krijgsgevangenen die al dan niet tijdelijk in Nederland zijn geïnterneerd. Door heel Nederland zijn daardoor de sporen van de Eerste Wereldoorlog te zien in het funeraire landschap.

 

Het lot van 86 Servische soldaten

 

Monument ter herinnering aan barakkenkamp Nieuw-Milligen. Het kamp was aanvankelijk bedoeld voor de gemobiliseerde 12e Regiment Infanterie, maar werd later gebruikt om krijgsgevangenen te huisvesten. Bron: Stichting Dodenakkers.

Monument ter herinnering aan barakkenkamp Nieuw-Milligen. Het kamp was aanvankelijk bedoeld voor de gemobiliseerde 12e Regiment Infanterie, maar werd later gebruikt om krijgsgevangenen te huisvesten. Bron: Stichting Dodenakkers.

 

Een deel van de graven uit die periode stamt echter uit de naoorlogse periode, als vanuit Duitsland grote groepen krijgsgevangenen via Nederland terugkeren naar hun vaderland. De meesten daarvan reizen via Rotterdam, vanwaar ze via transportschepen hun reis vervolgen.

 

Belgen maken de reis veelal met de trein. Diegenen die niet gelijk kunnen doorreizen, worden uit voorzorg overgebracht naar quarantainestations langs de grens bij Enschede, Didam, Venlo en Sittard. Daar krijgen de krijgsgevangenen een grondige lichaamsreiniging en een medisch onderzoek. Als de quarantainestations snel vol blijken te lopen worden zogenaamde grens-concentratierayons opgericht. Na een kort verblijf in een quarantainestation of een grens-concentratierayon worden de krijgsgevangenen overgebracht naar een verzamelpunt. Meestal is dit een kampement geweest waar tijdens de oorlog vluchtelingen of in Nederland geïnterneerde militairen hebben gebivakkeerd. Hoe langer de krijgsgevangenen daar hebben gezeten, hoe beroerder de omstandigheden er worden. De krijgsgevangenen zijn vooral moe en uitgeput. En omdat de oorlog is afgelopen, weigeren ze vaak te werken of zelfs te koken. Eén van die kampen is het Nieuw Krijgsgevangenenkamp te Milligen op de Veluwe, tussen Garderen en Apeldoorn.

 

Een deel van de krijgsgevangenen die na de oorlog naar Nederland reizen, zijn ruim 4.300 Serviërs die tijdens de oorlog vechten aan geallieerde zijde. Slechts een klein deel daarvan heeft Nederland alweer verlaten als in januari 1919 de Spaanse griep in al zijn hevigheid uitbreekt. De vele krijgsgevangenen zijn vaak ernstig verzwakt, zo ook de Serviërs. Ze verblijven in kampen verspreid over Nederland en van hen overlijden in enkele weken tijd 86 soldaten. Ze worden allemaal begraven op Nederlandse begraafplaatsen. Negenentwintig van hen sterven in het kamp bij Milligen. De Servische doden uit het kamp worden allen begraven op de Nederlands Hervormde begraafplaats in Garderen. Andere plaatsen waar Serviërs worden begraven zijn Nijmegen (21), Lonneker (17), Dordrecht (15), Hengelo (3), Rotterdam (2), Nieuw-Buinen (2) en Amersfoort (1). Enkelen van hen zijn al voor 1919 overleden, zoals het slachtoffer dat in Nieuw Beerta ligt begraven (5).

 

Garderen. Hedendaagse monument op de begraafplaats met rechts de krajputaš. Bron: Stichting Dodenakkers.

Garderen. Hedendaagse monument op de begraafplaats met rechts de krajputaš. Bron: Stichting Dodenakkers.


In 1919 verschijnt een zuil op de begraafplaats in Garderen, waarop een Franse tekst “les soldats serbes décédés au camp de Millingen 1919” met 29 namen in Franse transcriptie, en op de achterkant in het Servisch en Nederlands “Умрли за Србију” / “Gestorven voor Serbie”, “Благодарна Отаџбина Србија” / “Het Dankbaar Servische Vaderland”.

De Franse tekst is waarschijnlijk te verklaren doordat de Franse taal in die jaren de belangrijkste diplomatieke taal is geweest. Merk op dat in de tekst de aanduiding Millingen wordt gebruikt in plaats van Milligen. De Serviërs zijn de dag voor hun aankomst in Milligen, ook langs Millingen aan de Rijn gekomen. Dat verklaart misschien de vergissing.

 

Een mausoleum

 

Prentbriefkaart Heinrichsgrun Mausoleum. Na de oorlog werd in Jindřichovice (voorheen einrichsgrün) een mausoleum gebouwd voor meer dan 7.500 Servische en bijna 200 Russische soldaten die in de nabijheid lagen begraven. Bron: Stichting Dodenakkers.

Prentbriefkaart Heinrichsgrun Mausoleum. Na de oorlog werd in Jindřichovice (voorheen einrichsgrün) een mausoleum gebouwd voor meer dan 7.500 Servische en bijna 200 Russische soldaten die in de nabijheid lagen begraven. Bron: Stichting Dodenakkers.

 

In de twintiger jaren begint het toenmalige Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen (vanaf 1929 het Koninkrijk Joegoslavië) met het concentreren van zijn oorlogsslachtoffers. Aanvankelijk zullen de resten van de Nederlandse slachtoffers overgebracht worden naar het Servische Ereveld in Thiais bij Parijs. Als blijkt dat daar onvoldoende ruimte is, wordt besloten de resten over te brengen naar Jindřichovice (voorheen Heinrichsgrün), in toenmalig Tsjechoslowakije. Daar bevindt zich tijdens de Eerste Wereldoorlog één van de grootste krijgsgevangenkampen van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk. Na de oorlog wordt er een mausoleum gebouwd voor meer dan 7.500 Servische en bijna 200 Russische soldaten die in de nabijheid liggen begraven (5).

 

Intussen is één van de graven in Rotterdam geruimd, evenals één van de graven in Borger. Het graf in Nieuw Beerta is gebleven, wellicht omdat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de dode een Servische soldaat is en er van officiële zijde geen naam aan gekoppeld kan worden. De overgebleven slachtoffers worden begin mei 1938 opgegraven en in Nijmegen opnieuw gekist in loden knekelkisten. Aan de grens worden de 88 kisten overgedragen en met militaire eer ontvangen door de Duitsers, waarna de kisten verder op transport gaan naar Jindřichovice. Daar worden de metalen kisten bijgezet tussen de duizenden andere slachtoffers die in houten kisten zijn bijgezet.

 

Het Monument

 

Kruisen in Garderen. In 2012 zijn er 29 witte kruisen geplaatst voor de Serviërs die in Garderen begraven liggen. Bron: Stichting Dodenakkers.

Kruisen in Garderen. In 2012 zijn er 29 witte kruisen geplaatst voor de Serviërs die in Garderen begraven liggen. Bron: Stichting Dodenakkers

 

Na de overbrenging van de resten naar Tsjechoslowakije was het monument op de begraafplaats van Garderen blijven staan, maar begin 20e eeuw blijkt het monument in slechte staat. Een Nederlands-Servisch comité heeft zich in gespand om, in overleg met de Servische ambassade en de Servisch-Orthodoxe kerk in Nederland, de nodige middelen in te zamelen voor een restauratie en uitbreiding van het monument. In 2006 wordt het gerestaureerde monument onthuld tijdens een Servische eredienst en een jaar later wordt een zogenaamde krajputaš bij het monument geplaatst. Een krajputaš is een monument met een menselijk figuur dat in Servië traditioneel wordt opgericht ter nagedachtenis van hen die elders zijn gestorven in een oorlog of op reis. Het monument is een ontwerp van de Servische aartspriester Vojislav. Later worden aan het monument de namen toegevoegd van de Serviërs die overleden zijn aan de gevolgen van de Spaanse griep in de buurt van Enschede en van Nijmegen.

 

In oktober 2011 wordt het monument overgedragen aan de Servische ambassade. En in 2012 worden 29 witte kruisen geplaatst voor de Serviërs die in Garderen begraven hebben gelegen.


Jaarlijks wordt op de eerste zaterdag van oktober een herdenking gehouden bij het monument in Garderen. Te hopen valt dat verder onderzoek meer duidelijkheid gaat geven over de dode krijgsgevangene in Nieuw Beerta.

 

Secanje.nl

Medewerkers van de website ‘Servische krijgsgevangenen’ doen onderzoek naar in Nederland omgekomen Serviërs tijdens en vlak na de Eerste Wereldoorlog. Zij hebben een aantal Serviërs die in Nederland stierven kunnen herleiden naar hun familie. Door hun onderzoek hopen zij nabestaanden in Servië te kunnen informeren waar hun familieleden stierven en waar zij hun laatste rustplaats hebben gevonden. Tot nu toe hebben zij nabestaanden van tenminste zeven soldaten weten te traceren (5).

 

 

Oorspronkelijke auteur: René ten Dam (versie 24 september 2016).
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website Dodenakkers.nl.

 

 

 

Noten, bronnen en referenties:

 

1. Roodt, Evelyn de, Oorlogsgasten – Vluchtelingen en krijgsgevangenen in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog (2000).

2. Steen, David O, ‘De Nederlands-Duitse grens in het Dollardgebied’ in: Stormvloed 1509 – Geschiedenis van de Dollard (2009).

3. Burgerlijke Stand Beerta, overlijden 1917.

4. Correspondentie John Stienen.

5. Stichting Dodenakkers.nl: 24 sept. 2016, René van Dam.

 

 



Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen......... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres (zie rode balk boven). Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs van teksten/citaten en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht je rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op via e-mail. Lees ook de 'Disclaimer' en 'Privacy' voor méér informatie en laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek, dan weet ik waarvoor ik het doe.
Hoogeveen, 21 september 2017.
Update: 17 juli 2021.
Revisie: 12 maart 2024.
Samenstelling: © Harm Hillinga.
Naar het Menu 'Artikels'.
Naar de HomePage van NazatenDeVries.nl.
Top